Corporate responsibility and liability of the travel and tourism industry in cases of sexual exploitation of children in travel and tourism
Datum publicatie
2016
Auteur
Gil Gonzalez, M.
Korte samenvatting
De algemene doelstelling van deze studie is het analyseren van de bestaande juridische en 'soft law'-instrumenten, zoals de Tourism Child Protection Code, die bedrijfsaansprakelijkheid aanpakken in de context van seksuele uitbuiting van kinderen in reizen en toerisme. De studie onderzoekt ook de mogelijkheid om bedrijven aansprakelijk te houden voor internationaal en nationaal recht en om dienovereenkomstig hiaten en toekomstige uitdagingen te identificeren.
Het is noodzakelijk dat staten adequate wettelijke en institutionele kaders hebben om kinderen te beschermen tegen seksuele uitbuiting tijdens reizen en toerisme. Bedrijven die kinderen niet beschermen of zelfs kinderrechten schenden, moeten aansprakelijk worden gesteld. De belangrijkste kritiek op de Tourism Child Protection Code is het vrijwillige karakter ervan. De particuliere sector verhoogt vaak vrijwillig de normen waaraan zij zich wil houden in vrijwillige codes, in vergelijking met overheidswetgeving. Dergelijke vrijwillige zelfregulering valt echter buiten de controle of handhaving van de staat, aangezien deze de normen overtreft die worden opgelegd door dwingende wetgeving. Hoewel er een aanzienlijk aantal toeristische bedrijven is die de Code echt toepassen, is een andere uitdaging het opnemen van aanbevelingen die de verplichtingen en verantwoordelijkheden van organisaties duidelijk omschrijven. Gedragscodes zonder controlemechanismen zijn beperkt in reikwijdte. Ten slotte kan niet-naleving van vrijwillige codes leiden tot verhoogde juridische risico's voor toeristische bedrijven als dergelijke codes worden beschouwd als bewijs dat de organisatie of het individu niet voldoet aan de industrienormen of de nodige zorgvuldigheid betracht. Dit kan ook leiden tot particuliere rechtszaken. Tegelijkertijd kan naleving van vrijwillige codes bedrijven helpen om aan te tonen dat ze aan de minimale zorgstandaard hebben voldaan. Het bestaan van gedragscodes kan druk uitoefenen op lokale overheden om misstanden te erkennen en de nationale wetgeving te versterken. Deze druk kan verder gaan dan de landsgrenzen, waardoor de mechanismen voor handhaving op internationale schaal worden versterkt. De meer optimistische voorstanders van gedragscodes hebben gesuggereerd dat, om de hierboven genoemde redenen, de particuliere sector regeringen zou kunnen overtreffen bij het beschermen van grondrechten, en dat dergelijke benchmarking kan leiden tot een 'race to the top'. Als gevolg hiervan kunnen bedrijven uit de particuliere sector met elkaar concurreren om de ‘beste’ staat van dienst op het gebied van de bescherming van kinderen in hun gemeenschap.